25 JUNI 1981
1040
tijdelijke maatregel, waarbij uitsluiting van wel
ke vrouw dan ook uit den boze is.
Uitgaande van deze integratiegedachte kunnen
wij akkoord gaan met de door u voorgestelde finan
ciële vertaling van het voorstel.
De heer GARRITSEN: Kan de heer Römkens hier
over wat meer duidelijkheid geven? Hij uit namelijk
toch wel beschuldigingen in een bepaalde richting
en als hij daarover wat duidelijker is, zijn die
voor ons ook wat beter controleerbaar.
De heer RÖMKENSIk kan inderdaad wat meer
duidelijkheid geven, zonder namen te noemen. Van
daag is mij nadrukkelijk verzekerd dat bepaalde
mensen die zich voor een commissie hadden aange
meld te kennen werd gegeven dat hun lidmaatschap
van die commissie niet wenselijk werd geacht, om
dat zij niet volledig achter bepaalde uitgangspun
ten stonden. Buiten de vergadering wil ik de wet
houder de naam van de betreffende vrouw geven.
Ten aanzien van de conclusie in het college
voorstel onder 27.b is het ons niet duidelijk of
met de afhankelijkheid van de financiële mogelijk
heden tevens wordt gedoeld op een bijdrage van de
gebruikers. In onze optiek dient dat het geval te
zijn.
Het college-standpunt en de conclusie bij het
voorstel van mevrouw S. en anderen op pagina 17
roepen bij ons vragen op met het oog op eventuele
precedentwerking. Gezien de conclusie zoals die nu
is geformuleerd lijkt er sprake te zijn van een
ad-hoc-personeelsbeleidin die zin dat elke zich
aandienende categorie in werkgroepverband de door
haar ondervonden problemen kan gaan inventariseren.
Bovendien schept het in het leven roepen van een
werkgroep verwachtingen waarvan nog moet worden
afgewacht of deze kunnen worden gehonoreerd. Voorts
zien wij ook hier weer het gevaar dat naast de be
staande medezeggenschapsstructuren zoals m.c. en
g.o. nieuwe structuren gaan ontstaan.