25 JUNI 1981
1044
onrechtvaardige kanten van het beoordelen van de
vrouw als aanhangsel van de man in het kader van
het beleid ten aanzien van inkomen, sociale uitke
ringen, pensioenen en belastingen verdienen extra
aandacht. Wij volgen in dit opzicht de vrouwenor
ganisaties van het C.D.A.de P.v.d.A.de V.V.D.
D'66 en de P.P.R.die zich met een manifest tot
de informateurs hebben gericht. Ik wil u een motie
ter ondersteuning van dit manifest aanbieden.
Het collegestandpunt bevat nogal wat punten
waarmee wij het eens zijn. Wij dringen er evenwel
bij u op aan die zeer zorgvuldig te bewaken en zo
nodig duidelijker te formuleren. Dat geldt bij
voorbeeld voor de sollicitatiecode, de inspraak
bij benoemingen, de vorming en de opleiding. Breda
loopt op dit punt bepaald voorop, maar er zit te
veel rek in de formuleringen. U hebt zich voorge
nomen deze punten na een jaar te evalueren. De rek
zal er dan moeten worden uitgehaald, indien blijkt
dat de intenties worden doorbroken.
Voorts wensen wij u vruchtbare gesprekken toe
met de hoofden van dienst en andere leidinggeven
den. U hebt zich voorgenomen hen van de emancipa-
tieproblematiek te doordringen, hetgeen wij als
een verstandige stap beoordelen.
Tenslotte willen wij opmerken dat de vrouwen
alleen de emancipatie niet kunnen realiseren, maar
dat de mannen hierbij dienen te worden betrokken.
Het moment waarop dat gebeurt moet echter door de
vrouwen zelf worden bepaald, hetgeen echter niet
voldoende duidelijk is aangegeven in conclusie 41,
zodat wij die willen amenderen.
De moties en het amendement zoals deze door
de heer Paquaij zijn ingediend hebben de volgende
inhoud
Motie I
"De raad van de gemeente Breda
in vergadering bijeen d.d. 25 juni 1981,