1049
25 JUNI 1981
aantal gevallen tot min of meer extreme standpun
ten vervallen. Het is kenmerkend voor emancipatie
bewegingen dat zij zich vaak ongenuanceerd, om
niet te zeggen drammerig, uiten, en ook de werk
groep kon daaraan niet ontkomen. Voor ons staat
vast dat in elk geval het belang van emancipatie
niet is gediend met een extreme benadering die tot
negatieve reacties zou kunnen leiden. Het college,
in het bijzonder de wethouder van personeelszaken,
verdient dan ook waardering voor het feit dat het
de voorstellen zorgvuldig heeft getoetst op hun
aanvaardbaarheid, de extreme elementen terzijde
heeft gelaten en aan de waardevolle voorstellen
conclusies heeft verbonden, welke naar onze mening
stuk voor stuk als uitgangspunten voor het te voe
ren beleid kunnen worden gehanteerd.
Een typisch voorbeeld van zo'n extreem voor
stel, dat door het college terecht niet in de
voorgestelde vorm is overgenomen, vormt voorstel
nr. 4, dat in bedekte bewoordingen pleit voor po
sitieve discriminatie ten gunste van vrouwelijke
sollicitanten. Ongeveer een jaar geleden is in de
raad nog uitgebreid over dat onderwerp gesproken,
toen de heer Oomen ter gelegenheid van de begro-
tingsbehandeling-1980 een motie indiende die be
oogde het aantal vrouwen in executieve politiefunc
ties te vergroten, door bij vacatures bij voorkeur
vrouwen aan te stellen. De heer Oomen was toen zo
wijs dat hij die formulering uiteindelijk uit zijn
motie schrapte, waarna die motie door de burgemees
ter kon worden overgenomen. Het is te betreuren
dat zich in het college een wethouder bevindt die
die wijsheid mist en een op discriminatie van de
man gericht wervingsbeleid voorstaat.. Naar onze
mening is in het gemeentelijk personeelsbeleid,
zoals dat tot nu toe is gevoerd, nooit sprake ge
weest van discriminatie in de zin van bewuste ach
terstelling van vrouwelijke sollicitanten en amb
tenaren. De ondervertegenwoordiging van vrouwen
heeft meer te maken met de tot voor kort in brede
lagen van de maatschappij levende opvatting en de