1069
25 JUNI 1981
aangeeft. De koppeling die te zijner tijd moet
plaatsvinden blijft overeind, maar de ruimte die
aan de vrouwengroep wordt gegeven kan inderdaad
wel wat groter zijn.
Het amendement van de heer Garritsen wordt
door vier leden van het college afgewezenmaar
mevrouw Paulussen zou haar standpunt nog kenbaar
maken
De VOORZITTER: Ik heb de indruk dat er nog
iets kryptisch boven de markt blijft hangen.
De heer RöMKENS: Ik wil de wethouder harte
lijk danken voor zijn duidelijke en volledige be
antwoording van alle vragen.
Uit het antwoord van de wethouder hebben wij
begrepen dat ons uitgangspunt betreffende integra
tie, tijdelijkheid en openheid nadrukkelijk door
het college wordt onderschreven, wat voor ons een
hele geruststelling is. Uit dien hoofde kunnen wij
ons achter het ons voorgelegde collegebesluit
scharen.
Ik wil vervolgens ingaan op de moties en
amendementen in de volgorde waarin de wethouder
ze heeft behandeld.
Aan motie I hebben wij eigenlijk geen behoef
te, gezien de duidelijke uitspraak van het college
bij voorstel 4, die nog eens nadrukkelijk is toe
gelicht door de wethouder. Bovendien willen wij de
werkgroep en het hele proces een tijd van drie
jaar geven, zodat wij een evaluatie na één jaar
voorbarig vinden. De overgrote meerderheid van on
ze fractie zal die motie dan ook niet ondersteunen
Voor wat betreft datgene wat in motie II aan
de orde is gesteld stelt uw college dat in 1982
een voorzichtige start zal worden gemaakt met
loopbaanplanning, zowel gericht op mannen als op
vrouwen. Vanuit die optiek en met die interpreta
tie kunnen wij de motie steunen.
Motie III is op zichzelf erg sympathiek, maar
wij volgen het standpunt van drie leden van het