1089 25 JUNI 1981 De VOORZITTER: Misschien mag ik het dan van u overnemen, aangezien de vragen meer in deze richting waren gesteld. De kwintessens van de vraagstelling van de heer Garritsen komt er eigenlijk op neer of datge ne waar wij nu tegenaan lopen voor ons een lering betekent in de richting van volgende bestemmings plannen. Ik meen dat dat inderdaad het geval moet zijn, ook als consequentie van de nota volkshuis vesting, die in informatieve besprekingen aan de orde is geweest en waarover wij binnenkort een be sluit moeten nemen. Het bouwplan tendeert voor wat het programma en de woningdifferentiatie betreft duidelijk in een bepaalde richting, hetgeen tot uiting moet komen in de inrichting van komende be stemmingsplannen. De heer Garritsen meent vermoe delijk dat wij de bestemmingsplannen niet te rijk met vrije-sectorwoningen moeten inrichten, maar het is nog steeds duidelijk onze bedoeling om wan neer de woningmarkt weer aantrekt tóch die catego rie in de Haagse Beemden onder te brengen; daaraan zullen wij niet voorbij gaan. Op de concrete vraag van de heer Garritsen of wij bij de opstelling van toekomstige bestemmingsplannen rekening zullen houden met datgene waarmee wij nu zijn geconfron teerd kan ik evenwel bevestigend antwoorden. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten, met inachtneming van de wijziging die op het besluit is aangebracht. 32. bijlage nr. 244 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET VERLENEN VAN EEN STARTSUBSIDIE AAN DE STICHTING STUDENTENHUISVESTING HET HOGER BE ROEPSONDERWIJS IN BREDA EN OMSTREKEN. (D) De heer HENDRIKSEN: In de commissievergadering hebben wij ons tegenover dit voorstel wat ambiva lent opgesteld. Wij hebben gezegd dat het in zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1089