1093
25 JUNI 1981
er nog maar één vertegenwoordiger namens de wo
ningbouwverenigingen in de stuurgroep zit. In deze
stichting gaan mogelijk weer de woningbouwvereni
gingen participeren. Nogmaals wil ik stellen dat
naar mijn oordeel het gemeentebestuur, de gemeen
teraad, in dezen dient te plannen welke woningen
moeten worden gebouwd en hoeveel. Niet een bepaald
de groep of stichting moet dat bepalen. Zij kunnen
wel initiatieven nemen, maar wij moeten die kunnen
afwegen, want anders is de mogelijkheid aanwezig
dat zich bepaalde ontwikkelingen gaan voordoen die
wij niet in de hand hebben. In bepaalde steden
wordt voor studenten vrij veel gerealiseerd, maar
voor andere groepen niet en ik vind dus dat de ge
meente de eerst verantwoordelijke is voor wat be
treft de planning van hetgeen in Breda moet worden
gebouwd. Ik zal daarom tegen dit voorstel stemmen.
Overigens wil ik nog nadrukkelijk stellen dat
ik er op zichzelf geen moeite mee heb dat een groe
pering voor haar belangen opkomt en, zoals in dit
geval, voor studentenhuisvesting pleit; ik vind
dat juist uitstekend. Gelet echter op het feit dat
ook in de stuurgroep een vertegenwoordiger van de
hoger-beroepsopleidingen zit, vraag ik mij af waar
om van die kant niet in die club activiteiten wor
den ontwikkeld.
Tenslotte is het de vraag hoe er zal worden
toegewezen, aangezien wij weten dat er problemen
zijn met de drie woningbouwverenigingen over het
toewijzingsbeleid. Er komt nu nog een stichting
bij en ik vraag me af hoe we als gemeente hierop
grip zullen krijgen. Ik wil nogmaals zeggen dat
wij mijns inziens deze weg niet op moeten gaan.
De VOORZITTER: De interventie van de heer
Hendriksen is volledig neergelegd in de motiedie
ik zojuist heb gelezen. Het gaat er mijns inziens
hem om dat deze stichting als een tijdelijke zaak
moet worden beschouwd, die een push kan geven in
een bepaalde richting, maar die later dient op te
gaan in de taakstelling van de