112
27 JANUARI 1981
was. In dat gesprek werden wij op de hoogte gesteld
van een voornemen van de Raad van Bestuur van Enka
tot sluiting van de vestiging Breda.
Men zal zich ongetwijfeld kunnen indenken dat
dit contact een gans andere dimensie heeft gekre
gen dan oorspronkelijk door mij was bedoeld. De
mededeling werd nadrukkelijk gedaan onder embargo
tot maandag 19 januari daaraan volgend, des namid
dag half zes: het tijdstip waarop ook de vakbonden,
de ondernemingsraad en het personeel van de zijde
van de Raad van Bestuur zouden zijn geïnformeerd.
In aansluiting op deze mededeling zijn met medewe
ten van de beide genoemde heren de andere leden
van het college ter zake geïnformeerd, uiteraard
onder dezelfde vertrouwelijkheid die ook ons was
opgelegd. Wij konden eigenlijk niet meer doen dan
de informatiealthans op dat ogenblik voor ken
nisgeving aannemen, mede omdat de mededeling niet
vergezeld ging van enige schriftelijke informatie.
Op maandag 19 januari heeft vervolgens een
extra vergadering van het college van burgemeester
en wethouders plaatsgevonden. Tijdens die vergade
ring is ons met betrekking tot het voornemen van
de Raad van Bestuur schriftelijke informatie over
handigd. De raadsleden hebben deze informatie bij
het persbericht ontvangen en ik meen dat het zin
vol is er gezamenlijk enige aandacht aan te beste
den. Na uitvoerige bestudering namelijk van deze
informatie, ook al is zij in dit kader natuurlijk
op verschillende onderdelen tamelijk onvolledig,
blijken enkele punten op te vallen.
In de eerste plaats valt op dat er discrepan
tie is met de brief van 10 maart 1980. Volgens de
ze brief had men het voornemen om na de afbouw van
de textureer-afdeling de spinnerij van de Enka-
vestiging open te houden. Heel nadrukkelijk werk
ten en leefden wij nog steeds in dat perspectief.
Ten tijde van de discussies rond de afbouw van de
textureer-afdeling heb ik herhaalde malen van di
verse kanten gehoord: "Dit is het begin, en ik
'geef je op een briefje dat straks ook de spinnerij