1143
20 AUGUSTUS 1981
C.D.A.-fractie provinciale staten Noord-Hol
land het beleid van de burgemeester op 30
april goedkeurt.
De heer OOMEN: U stelt ons voor dit afschrift
voor kennisgeving aan te nemen, zoals bedoeld in
artikel 14 lid d van het nieuwe reglement van or
de, maar wij willen voorstellen dat dit stuk wordt
ondergebracht in een rubriek die wij pas hebben
ingevoerd en die is aangegeven in artikel 14 lid
1 sub b van het reglement van orde. Stukken in die
rubriek worden afgedaan na advies van een commis
sie. In dit geval komt mijns inziens de commissie
algemene zaken hiervoor in aanmerking.
De heer GARRITSEN: Ik wil mij daarbij geheel
aansluiten.
De VOORZITTER: Ik begrijp het verzoek van de
heer Oomen en ik begrijp ook wat hij bedoelt. Ook
ik heb geconstateerd dat er een brief van de kant
van het C.D.A. is binnengekomen en nog wel uit de
provincie Noord-Holland, een zeer aantrekkelijke
provincie met een zeer aantrekkelijke C.D.A.-frac
tie. Er zijn evenwel nog vele andere reacties van
allerlei aard over de gebeurtenissen op de 30e ap
ril binnengekomen, zij het dat zij niet alle tot
de gemeenteraad zijn gericht. Afgezien van de
vraag wat de commissie algemene zaken met een
schrijven als dit aan zou moeten ik zie dat op
dit ogenblik nietwil ik u eraan herinneren dat
op 14 mei, toen deze aangelegenheid aan de orde
was, van mijn kant een toezegging is gedaan. Ik
heb u toegezegd dat ik u als hoofd van de politie,
wanneer ik bij enigerlei klacht of onderzoek wordt
betrokken, daarover zodra dat mogelijk is zal in
formeren. Vanzelfsprekend zal ik die toezegging
honoreren. Ik kan u meedelen dat met aan zekerheid
grenzende waarschijnlijkheid één dezer dagen een
brief over deze materie aan u zal kunnen uitgaan.
Die brief zal niet geheel volledig kunnen zijn,