1149
20 AUGUSTUS 1981
Zo nee, waarom niet?
5. Is de burgemeester over het optreden van ge
noemde personen op de openbare weg in Breda ge-
informeerd door de marechaussee, zo ja, wanneer
en op welke wijze en wat is de reactie van de
burgemeester geweest?
6. Is de burgemeester bereid een gedetailleerd
verslag over deze gebeurtenissen aan de raad
voor te leggen, zijn ernstige afkeuring uit te
spreken over het gebeurde en tevens of hij
stappen wil ondernemen bij het ministerie van
defensie en daarbij eisen dat maatregelen ge
nomen worden tegen de verantwoordelijke perso
nen en daarbij eisen dat dit soort activiteiten
in de toekomst niet meer plaatsvinden?
ANTWOORD
Ad. 1.
Op 8 april 1981 heeft op grond van het bepaalde in
artikel 430 Wetboek van Strafrecht jo 53 Wetboek
van Strafvordering een adjudant van de Koninklijke
Landmacht de heer Blanken aangehouden die bezig
was een militair object te fotograferen. Deze ad
judant heeft de heer Blanken en mevrouw Rasing
overgegeven aan een opsporingsambtenaar van de ko
ninklijke marechaussee.
Ad. 2.
Op verzoek van de opsporingsambtenaar heeft de
heer Blanken het filmrolletje afgegeven. Vervol
gens is men naar de marechaussee kazerne gegaan,
waar al gauw bleek, dat nauwelijks van een straf
baar handelen kon worden gesproken. Wel gaf de
heer Blanken toe, dat hij beter toestemming voor
het maken van foto's van een militair object had
kunnen vragen.
Hoe dit alles zij, de heer Blanken heeft zijn
filmrolletje teruggekregen, waarna betrokkenen per
dienstvoertuig zijn teruggebracht.