20 AUGUSTUS 1981
1220
ontslag neemt als raadslid, iets wat in deze pe
riode tot nu toe erg weinig is voorgekomen en
waaraan altijd een bijzondere reden ten grondslag
ligt. Als er geen bijzondere redenen aanwezig
zijn is men veelal wel bereid de zittingsperiode
uit te zitten. In uw brief spreekt u van persoon
lijke redenen die te maken hebben met uw gezond
heid en die van uw man. Het zijn dus geen zake
lijke of politieke redenen die u hebben doen be
sluiten als raadslid uw ontslag te nemen en ik
geloof dat dat ook maar goed is. U neemt tussen
tijds uw ontslag omdat u dat zelf wilt en omdat
uw man dat wil; gezamenlijk bent u tot dat besluit
gekomen
Persoonlijk heb ik ervaren, mevrouw Stutter-
heim, dat u altijd op een bijzonder sympathieke
wijze in deze raad hebt gewerkt. Ik meen dat u
het raadswerk ook echt hebt beleefd en persoonlijk
hebt meegemaakt. U sprak niet erg veel, maar wel
regelmatig, over onderwerpen die u werkelijk in
teresseerden. Een heel enkele maal ik heb de no
tulen daarop nageslagendiende u een motie in,
maar wel stelde u geregeld vragen en was u op ge
zette tijden ik zeg overigens niet dat dat te
doen gebruikelijk isontevreden over het ant
woord van het college daarop. Vermoedelijk zal dat
ook nooit helemaal kunnen worden voorkomen.
Ik wil drie dingen over mevrouw Stutterheim
vermelden die in de afgelopen zeven jaar zijn
voorgevallen en in de eerste plaats wil ik dan
terugkomen op een gebeurtenis die in 1976 plaats
vond. Zij zat toen op een gegeven moment op mijn
kamer om met mij te praten over de vraag of zij
ambtenaar van de burgerlijke stand zou kunnen wor
den. Wij hebben daarover wat gestoeid en ik moet
u eerlijk zeggen dat ik achteraf dacht dat wij af
en toe bij dat soort dingen toch wel zwaar op de
hand zijn. Mevrouw Stutterheim was de eerste die
die functie bekleedde en dit heeft behoorlijk wat
navolging gekregen. In de voordracht die bij die
gelegenheid voor de gemeenteraad was opgesteld