20 AUGUSTUS 1981 1222 als je als tweede aan de beurt komt, want tijdens uw toespraakje kreeg ik bijna de indruk dat u bij mij had gespiekt. Toch hebben wij geen overleg gepleegd over datgene wat wij tegen mevrouw Stut- terheim zouden zeggen bij haar afscheid. U moet het mij dan ook maar niet kwalijk nemen, mevrouw Stutterheim, dat sommige van mijn woorden grote overeenkomst vertonen met datgene wat de voorzit ter zojuist heeft gezegd. Je kunt dat natuurlijk niet altijd vermijden. De heer KAMMERAAT: U richt zich ook beiden tot dezelfde vrouw! De heer VAN DUIJL: Het is het voorrecht van de nestor van de raad om wanneer een raadslid ge durende de zittingsperiode van de raad de wens te kennen geeft te willen vertrekken hij de gelegen heid krijgt om tegen dat afscheid nemende raads lid iets te zeggen. Misschien begrijpt u wat ik daarmee bedoel. Wanneer iemand van dit gezelschap in de loop van de zittingsperiode afscheid neemt heeft dat bijna altijd de voorzitter wees daarop ook al een dwingende reden. Er zijn vele van die redenen en de reden waarom u nu uw lidmaatschap wenst te beëindigen heeft te maken met uw gezondheidstoe stand. In dit verband wil ik opmerken dat het raadslidmaatschap een zware aanslag pleegt op de gezondheid. Het is geen sinecure om, meestal na een volledige dagtaak, je ook nog in de beschik bare vrije uren dat zijn doorgaans de avonduren volledig te wijden aan het raadswerk. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat er steeds meer stemmen opgaan die pleiten voor een wijziging in de mogelijkheden voor raadsleden om goed te kun nen functioneren, zónder dat een totaal-beslag wordt gelegd op de beschikbare vrije avonduren. Bijna altijd moeten anderen lijden onder het werk van het raadslid en dat geldt dan meestal voor de leden van het gezin waarvan het deel uitmaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1222