1223 20 AUGUSTUS 1981 Dat u, mevrouw Stutterheim, om gezondheids redenen de raad moet verlaten is spijtig te noe men, maar wij begrijpen uw besluit en hopen dat het uw gezondheid ten goede zal komen. Vanaf 3 september 1974 hebt u deel uitgemaakt van de ge meenteraad en bij een gelegenheid als deze kun je er niet onderuit de voorzitter heeft dat ook gedaanom even in de notulen te duiken. Op 3 september 1974 werd u beëdigd en vanaf dat moment tot nu toe hebt u zich op een eigen wijze ingezet voor het raadswerk. Ieder persoon is enig in zijn soort en dat geldt ook voor u, zodat ook u zich op een eigen manier voor het raadswerk hebt inge zet. U deed dat onder andere in de commissie voor onderwijs en ook de commissie voor sociale zaken en volksgezondheid heeft een deel van uw belang stelling, gehad. In dit verband moet ik even wijzen op een foutieve aanduiding in ons plaatselijke dag blad. Daarin stond namelijk dat u ook nog quali- tate qua lid van het college van bijstand was. Ik moet u zeggen dat ik het met de woorden "qualita- te qua" beslist oneens was, hetgeen mijns inziens het college en alle andere raadsleden zullen kun nen onderschrijven. Die term is zonder meer on juist, maar bovendien is het lidmaatschap van het college van bijstand een heel moeilijke en zware functie. Daarbij komt nog dat zij een groot deel van de dag in beslag neemt. Veel raadsleden heb ben niet de mogelijkheid daarvoor een hele dag uit te trekken, reden waarom het college van bij stand meestal door dames wordt gevormd, die soms dat gaat ook niet helemaal meer opoverdag meer tijd beschikbaar hebben. U hebt langdurig in dat college gezeten en uit gesprekken die ik met een ander lid ervan heb gevoerd heb ik begrepen dat dit geen taak is die je er zo maar even bij kunt doen. Met zeer veel interesse en betrokken heid hebt u uw werk in het college van bijstand gedaan, ten behoeve van de mensen om wie het uit eindelijk ging. Voor die betrokkenheid, die aan dacht en die inspanning is mijns inziens een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1223