20 AUGUSTUS 1981
1226
mijn werk niet goed of maar gedeeltelijk kan doen.
Dit is één van de redenen waarom ik zo langzamer
hand het gevoel heb gekregen dat het nodig is dit
raadswerk los te laten.
Ik heb zeven jaar lang deel uitgemaakt van de
gemeenteraad van Breda. Deze week zei ik tegen ie
mand dat ik, ervan uitgaande dat de leeftijd die
de gemiddelde Nederlander bereikt rond de 70 jaar
ligt, 10% van mijn leven aan het gemeenteraadswerk
heb besteed, wat toch wel een flinke periode is.
Als je bedenkt dat je tot je tiende of twaalfde
jaar eigenlijk nauwelijks als bewust staatsburger
meeleeft en meedenkt, is het eigenlijk een nog gro
ter percentage. Het raadswerk gaat je natuurlijk
niet in de kouwe kleren zitten; dat weten wij hier
allemaal wel. Collegeleden zullen dat nog veel
sterker ervaren, maar ook raadsleden hebben zo hun
problemen met het functioneren en al het werk dat
daaraan vastzit. Aan de andere kant wil ik er toch
ook niet te triest over doenwant de periode van
mijn raadslidmaatschap is ook een ontzettend fijne
tijd geweest. Voor politiek kies je en mijn poli
tieke geloofsbelijdenis ligt in het programma van
mijn partij; ik sta daar helemaal achter. Als je
dat steeds voor ogen houdt, weet je ook dat je
niet alleen staat in de politiek, maar dat je sa
men met je fractie op de bres staat voor datgene
waarvan je overtuigd bent dat het goed is.
Daarnaast kom je in je werk als gemeenteraads
lid natuurlijk in contact met andere fracties. Die
contacten zijn uiteraard in de eerste plaats strikt
politiek, maar in de loop van de jaren, waarin wij
moesten samenwerken in commissies en in de gemeen
teraad, zijn er toch bepaalde banden ontstaan, ook
met mensen van andere fracties. Je gaat elkaar dan
waarderen, ook al ben je het lang niet altijd met
elkaar eens. Heel vaak komt het tot botsingen, maar
je vecht niet altijd te vuur en te zwaard en op
een bepaalde manier kun je voor de mens achter de
politicus bijzonder veel waardering hebben, wat
ook geldt voor de inzet van je collega-raadsleden.