20 AUGUSTUS 1981
1228
maar die wens was door de omstandigheden niet te
realiseren. Ik had toen vier opgroeiende kinderen
en mijn man was veel afwezig, terwijl ik ook geen
familieleden in die stad had wonen. Deze omstandig
heden én de financiële omstandigheden waaronder de
raadsleden toentertijd hun werkzaamheden moesten
verrichten hebben ertoe geleid dat het duurde tot
ik al een heel eindje in de 50 was voordat ik een
plaats kon innemen in een gemeenteraad. Het kon
toen niet meer de gemeenteraad van Maastricht zijn,
maar het was die van Breda geworden. Ik ben er
blij om dat ik als rooie vrouw die plaats heb kun
nen innemen en heb kunnen meewerken aan de emanci
patieplannen. De voorzitter heeft zojuist gezegd
dat door mij niet zo erg veel moties zijn inge
diend, maar ik ben er trots op dat de moties die
ik heb ingediend over het algemeen wél zijn aange
nomen; dat vind ik toch wel een heel groot winst
punt. Eén motie zal ik niet snel vergeten. Die mo
tie die over de positie van de vrouw handelde
kwam om 400 uur in de morgen aan de ordeDegenen
die nog in de zaal aanwezig waren hadden slaap en
dikke ogen, maar wij hebben dapper doorgezet. De
rooie vrouwen die vanaf de publieke tribune brief
jes naar beneden lieten dwarrelen om mij aan te
moedigen mochten het meemaken dat die motie erdoor
kwam. Ik ben daar nog steeds een beetje blij om.
U hebt nog iets gezegd, mijnheer de voorzit
ter, over ons gestoei over de functie die een ge
meenteraadslid kan vervullen als buitengewoon amb
tenaar. U hebt niet weergegeven welke narigheid ik
in verband daarmee heb gehad, want ik heb die pe
riode als een nare periode ervaren. Het "stoeien"
zag ik meer als een harde confrontatie met aan de
ene kant de opvattingen van de voorzitter, daarin
geruggesteund door ambtenaren, en aan de andere
kant het verzoek dat ik als gemeenteraadslid naar
voren bracht. Ik wist mij wél geruggesteund door
andere raadsleden die hetzelfde wensten, die even
eens de eer deelachtig wilden worden om te worden
aangesteld als buitengewoon ambtenaar en wilden