122 27 JANUARI 1981 we zijn wat dat betreft in het goede gezelschap van de provincie en we zullen het gesprek dan ook gezamenlijk moeten aangaan dat het een volstrek te misvatting is, te menen dat bij een eventueel aantrekken van de economische conjunctuur West- Brabant er wel op eigen kracht weer bovenop komt. Het tegendeel wordt naar mijn mening thans aange toond; bij een achteruitgang van de economische conjunctuur vangt West-Brabant als eerste de grootste klappen op. Daarnaast moet nogmaals onder de aandacht van de rijksoverheid worden gebracht dat het percentage werklozen, op basis waarvan vele dingen hier kennelijk niet mogelijk zijn, in deze regio niet zo onrustbarend mag lijken, maar dat het absolute aantal werklozen in deze regio zeker wèl onrustbarend is. Welnu, wij weten dat de besluitvorming op diverse landelijke niveaus over het regionaal eco nomisch beleid in aantocht is. Daaromtrent zullen op zeer korte termijn besluiten worden genomen. Ik geloof dan ook dat het niet alleen nuttig, maar ook uiterst noodzakelijk is dat wij rm praten, overigens niet om alleen een klaagzang te laten horen, want er is een reeks concrete wensen die we ter tafel kunnen brengen. Ik wil er vijf van noe men. 1. De uitbreiding van de ruimtelijke-orde ningstoeslag die voor Breda zou moeten gelden, met name voor het industriegebied Moerdijk en het industrieterrein van Oos terhout: de terreinen waar wij als groei stad in de toekomst onze werkgelegenheid vandaan moeten halen. 2. Herziening van het standpunt van de minis ter, ingenomen in antwoord op onze brief van mei 1979, dat Breda vóór 1985 niet in aanmerking komt voor de spreiding van rijksdiensten. 3. Aandacht voor alle mogelijke toepassingen van het "margebeleid"bijvoorbeeld ten aanzien van Moerdijk. We zouden deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 122