20 AUGUSTUS 1981
1230
hoe de verhoudingen in Breda liggen. Ik geloof
ook niet dat het goed is macht na te streven. Je
dient de behartiging van de belangen van de men
sen die je vertegenwoordigt na te streven; voor
die mensen moet je in de raad op de bres staan.
Voor mij zijn dat altijd geweest de mensen die on
der liggen en de groeperingen die naar mijn ge
voel achter liggen. De ene keer kunnen dat andere
groepen zijn dan de andere keer, maar ik ben er
altijd toe bereid geweest mij voor die mensen en
groeperingen in te zetten. De heer Van Duijl heeft
al gezegd dat ook in het college tot verlening van
bijstand mijn belangstelling altijd naar deze men
sen is uitgegaan.
Ik heb geprobeerd het mijne te doen en ik
hoop dat ook mijn opvolger in de raad de kans
krijgt zijn steentje bij te dragen. Hopelijk zal
hij door u op dezelfde prettige en collegiale wij
ze worden behandeld als ik altijd heb ondervonden.
Ik heb daarmee nooit enig probleem gehad, want
buiten de politieke tegenstellingen heb ik in de
raad niets anders ondervonden dan een collegiale
en prettige opvang.
Verder wil ik duidelijk stellen dat ik be
halve van de raadsleden en de collegeleden altijd
bijzonder veel medewerking heb ondervonden van de
dames en heren ambtenaren. Met name wil ik nog
even benadrukken de belangrijke rol die voor een
raadslid altijd wordt gespeeld door de bodes. Ook
deze mensen, met wie wij elke keer veel te maken
hebben, wil ik hartelijk danken voor alles wat
zij voor mij hebben gedaan in de zeven jaar gedu
rende welke ik hier mocht functioneren.
Deze redevoering a 11improvistewaarin ik
misschien heel wat ben vergeten, wil ik besluiten
met' u allen heel erg hartelijk te danken voor dat
gene wat mij door de heer Van Duijl is overhan
digd. Ik ben er helemaal ondersteboven van, want
ik had het allerminst verwacht. Ik vind het ont
zettend sympathiek en ik geef u de verzekering
dat ik er een heel goed gebruik van zal maken. Ik