1253 17 SEPTEMBER 1981 dat zij rechtens niet eens bevoegd zijn, om min of meer in het wilde weg, via moties en dergelijke, uitspraken te doen over het beleid van buitenland se mogendheden of buitenlandse kwesties. Zij zul len tevens moeten vermijden een beleid te voeren dat rechtstreeks tegen het regeringsbeleid ingaat." Ditzelfde is dus ook door de heer Van der Stoel betoogd. Ik wil hieraan nog het volgende toevoegen. Wij zijn als raadsleden gekozen op een gemeente lijk programma, via gemeentelijke kiesverenigingen en organisaties, door uitsluitend Bredase kiezers. Wij zijn in Breda verantwoording schuldig en wij zijn ook hier, in Breda, door u beëdigd. Anderen zijn gekozen op een landelijk programma en door landelijke kiezers. Ten aanzien van de zaken waar om het thans gaat hebben wij geen mandaat, terwijl die anderen geen mandaat hebben met betrekking tot Bredase aangelegenheden. Mijn conclusie is dat volgen van het orde voorstel onmogelijk is, omdat de zaak waarom het gaat mijns inziens niet aan de orde kan worden ge steld. Ik kan u zeggen dat mijn gehele fractie die conclusie onderschrijft. De heer TAKS: Ingevolge artikel 14 van het reglement van orde heeft de raad uitdrukkelijk vastgelegd hoe ingekomen stukken moeten worden be handeld. Zij worden geplaatst op de agenda voor de eerstvolgende raadsvergadering, waarbij zij worden gerubriceerd volgens de in dat artikel genoemde vier rubrieken. De raad mag bij de behandeling van de ingekomen stukken alleen over die rubricering spreken en niet over de inhoud, aldus artikel 14, dat voorts aangeeft hoe te handelen als de raad wél over de inhoud van ingekomen stukken wil spre ken. De raad moet dan de betreffende stukken om preadvies in handen van het college stellen. Al leen die procedure is naar onze mening een waar borg voor een behoorlijke beraadslaging in de raad. Het ordevoorstel van de heer Oomen beoogt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1253