1290 22 SEPTEMBER 1981 aansluiting op een wijkverwarmingssysteem. Ik kwam dus in een bevoorrechte positie te verkeren, waarin ik van het functioneren van wijkverwarming kennis kon en mocht nemen. Over de wijze waarop de wijkverwarming zich verder heeft ontwikkeld zijn nota's verschenen, waaruit blijkt dat het één grote janboel is geworden. Dat geldt dan niet zozeer voor de verwarming zelf, maar voor de hele constructie die daaraan ten grondslag heeft ge legen voor wat betreft de installatie etcetera. Op een gegeven moment stonden wij voor de vraag of wij wel of geen stadsverwarming wensten. Als wij toen niet voor stadsverwarming hadden ge kozen, had dat grote financiële gevolgen gehad, en ik denk dan aan de subsidies van de NEOM en van het ministerie van Economische Zaken. U weet net zo goed. De heer DE BROUWER: Hoe groot was die subsi die in verhouding tot de kosten van het totale project?. De heer DREEF: Het is mij bekend hoe uw fractie daar tegenaan kijkt. In elk geval was het indertijd aan mijn fractie in de zojuist geschet ste situatie een keus te maken. Daarbij speelde ook nog een rol een besparing met een aantal ku bieke meters aardgas dat er niet om loog. Gelet op het een en ander vonden wij het toch een goede zaak om voor stadsverwarming te kiezen, mede ge zien de principe-uitspraak die toen is gedaan en die voor ons nog steeds van kracht is, namelijk dat de kosten van stadsverwarming voor de ver bruikers gelijk zouden moeten zijn met die van een eigen unit. Er kan wel worden gezegd dat daar over inmiddels cijfers zijn verstrekt, maar wij willen een reële kostenvergelijking zien, die overigens in de commissie ook is toegezegd. Daar bij moet dan niet worden uitgegaan van de situa tie van een man of vrouw zonder kinderen, die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1290