130
27 JANUARI 1981
Op een gegeven ogenblik komt een bestuurslid van
de Enka in Breda, praat een half uur of een uur
met leden van het college en laat een persbericht
achter. Het college vertelt dan, terecht veront
waardigd, wat het ervan denkt, maar en ik be
grijp niet hoe dat mogelijk is -- het onderneemt
geen pogingen om hetzij het bestuur van de Akzo,
hetzij de Raad van Commissarissen, hetzij anderen
die de eindverantwoordelijkheid dragen, persoon
lijk te benaderen. Het college heeft in die rich
ting geen stappen ondernomen: het heeft de betrok
kenen niet duidelijk gemaakt waarom het zo veront
waardigd is en waarom het van mening is dat men
zich niet aan de afspraken heeft gehouden. Afgaan
de op wat het hier in Breda heeft gehoord, slaat
het college op de trom, maar het gaat hiet naar de
instantie toe die de belangrijkste tegenspeler is.
Ons is meegedeeld dat er wellicht nog aanvul
lende gegevens zullen komen, die het college op
een later tijdstip zou willen behandelen. Kan het
college enigszins aangeven, wat de aard van die
gegevens zal zijn?
Overigens stelt onze fractie de alerte wijze
waarop het college heeft gereageerd, bijzonder op
prijs. Wij willen de besprekingen van 6 februari
afwachten en als de gemeentelijke pogingen om de
Enka open te houden onverhoopt niet het succes
mochten hebben dat we er met ons allen van verwach
ten, zal de raad naar onze mening nader moeten be
palen wat er dient te gebeuren.
De heer CRUL: De heer Eissens vraagt zich af
waarom het college zich na de mededeling van de
voorgenomen sluiting niet tot de Raad van Bestuur
heeft gewend, maar twijfelt hij dan aan de be
schikbaar gestelde informatie? Om welke reden zou
het college zich tot de Raad van Bestuur hebben
moeten wenden?
De heer EISSENS: Het zal de heer Crul zijn
vergaan zoals het ons allen is vergaan: na één dag