22 SEPTEMBER 1981
1319
De VOORZITTER: Vindt u het nodig, mijnheer
Garritsen, dit alles te vertellen naar aanleiding
van een verzoek om medewerking?
De heer SCHURING: Wil de heer Garritsen hier
mee zeggen dat het sociografisch onderzoek dat
aan dit voorstel is voorafgegaan niet deugde?
De heer GARRITSEN: Ik wil graag even mijn
verhaal afmaken, waarna ik bepaalde conclusies
zal trekken. Ik meen dat dit punt voldoende be
langrijk is om daaraan de nodige aandacht te be
steden.
De school aan de Keizerstraat had in 1976
215 leerlingen en op dit moment heeft zij 122
leerlingen, zodat een heel duidelijke achteruit
gang valt te constateren. Ik wil helemaal niet
stellen dat in verband met die achteruitgang
geen nieuwbouw ten behoeve van die scholen moet
worden gepleegd, maar ik moet er wel op wijzen dat
in de binnenstad twee scholen voor openbaar onder
wijs waren gevestigd, die beiden zijn vertrokken.
Niettemin wilt u nu de eerste prioriteit toekennen
aan het katholiek onderwijs. Van de kant van het
openbaar onderwijs heb ik gehoord dat aan de Mid
dellaan/Leuvenaarstraat het gebied waaruit
voor de school waarover wij nu spreken een belang
rijk aantal leerlingen zal moeten komen een
heel bloeiende openbare school heeft gestaan, die
ook de wijk Tuinzigt en een deel van de binnenstad
bestreek. Mijns inziens is het onverstandig en
ook niet juist om, vooruitlopend op het scholen
plan, het katholiek onderwijs naar voren te trek
ken. Daarbij wil ik erop wijzen dat in de binnen
stad bovendien het protestants-christelijk onder
wijs bijna de nek wordt omgedraaid. Ik meen der
halve dat het een erg slechte zaak zou- zijn nu
het voorliggende besluit te nemen, omdat wij een en
ander integraal dienen te bekijken, waarop mijns
inziens ook het katholiek onderwijs zal moeten
wachten. Het aantal scholen voor openbaar onder-