1320
22 SEPTEMBER 1981
wijs is in Breda ontzettend gering en ik moet
dan ook zeggen dat het college zijn plicht ten
aanzien van het openbaar onderwijs bij lange
na niet waarmaakt. Ik heb, zoals u zult begrij
pen, heel grote moeite met dit voorstel.
Tenslotte wil ik iets zeggen over de concre
te locatie van de school. De school zal worden
gebouwd op een plek waar nu een hinderwetplichtig
bedrijf staat, waarmee grote sommen gelds zijn
gemoeid. Er is met betrekking daartoe nog een
brief binnengekomen en ik begrijp niet goed waar
om die schriftelijk in de richting van de raads
leden moest worden doorgeleid; ik meen dat de
wethouder daarvan even goed nu mededeling had
kunnen doen. Het gaat er mij met name om dat is
gekozen voor een plek waarvoor zeven ton aan ge
meenschapsgeld moet worden neergelegd, of dat geld
nu van het rijk of van de gemeente komt. Ik meen
dat je, wanneer je een locatie zoekt, beslist
ook aandacht moet besteden aan de vraag welke
kosten daarmee gemoeid zullen zijn. Ook dat is
een punt dat goed dient te worden doorgesproken.
De heer SCHURING: Ik vraag mij af of met
deze opmerkingen het belang van de gemeente ge
diend is.
De VOORZITTER: Ik zou graag zien dat de
heer Garritsen zijn betoog over het laatste onder
deel dat hij ter sprake heeft gebracht zou af
sluiten.
De heer GARRITSEN: Er is geen spreektijd
beperking afgesproken en ik vind dit een zeer be
langrijk onderwerp. Ik heb begrepen dat er een
brief is ontvangen van het bestuur van de Ver
eniging.
De VOORZITTER: Nu moet ik u toch even waar
schuwen, mijnheer Garritsen. U bent mijns inziens
nog net niet te ver gegaan, maar als u nog verder