22 SEPTEMBER 1981 1329 ling. Sinds 1976 stelt uw college niet alleen uit beleidsmatig oogpunt voor tot bijstelling en aan passing van de tarieven, voortvloeiend uit eerder genomen raadsbesluiten, over te gaan, maar tevens vinden wij in het voorstel een motivering en een uitwerking ten aanzien van de O.G.B. als bron van inkomsten. Het is vooral die O.G.B. die er van avond uitspringt en onderwerp van bespreking zal uitmaken. Ik wil dit voorstel graag behandelen aan de hand van een aantal uitgangspuntenname lijk: - de verhoging met 9% zoals die in het voorstel is aangegeven; - het achterwege laten van een schoksgewijze ver hoging van de O.G.B. - de relatie van de O.G.B. met de taakstelling van de lokale overheid; - vaststelling van de onroerend-goedbelasting naar de feitelijke gebruikers en genothebbenden en de berekening in relatie tot de uitkeringen uit het gemeentefonds; - het instellen van een belastingvrije voet en een progressief tarief, dat door de P.v.d.A. reeds in de commissie financiën is aangekaart; - een motie inzake een eventuele deelnotitie. De door u voorgestelde verhoging met 9% is geen verhoging sec, maar een aanpassing tot 9% volgens eerdere ramingen. De exacte verhoging is slechts 6,5%; dit is dan de raming voor 1982. In formele zin is er slechts sprake van een voldongen feit. De technische aspecten van de vaststelling van de grondslag O.G.B. zijn ook het vorig jaar al aan de orde geweest; wij kunnen ons daarin vinden. Ik kom vervolgens op het punt "geen schoks gewijze verhoging van de O.G.B.". In relatie met de door uw college genoemde aan passing tot 9% van de onroerend-goedbelasting blijft de gedachte aan een schoksgewijze verho ging van diezelfde belasting een actueel gegeven. Voor alle duidelijkheid merk ik op dat het C.D.A. blijft persisteren bij het politieke standpunt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1329