L 1340 22 SEPTEMBER 1981 Partij van de Arbeid is dat al opgemerktvoor de mensen met de lagere en laagste inkomens. Het ver baast mij daarom dat de mensen die moeten kiezen toch steeds weer akkoord gaan met deze hele gang van zaken. Ik word daarvan een beetje moedeloos, want men kan wel prachtige verhalen houden, maar uiteindelijk wordt de Bredase burger nu weer opge zadeld met een stijging van de onroerend-goedbe- lasting van 9%. Ik meen dat wij tegen die stijging heel duidelijk "nee" moeten zeggen, als wij ons zelf serieus willen nemen en van mening zijn dat het plafond is bereikt, dat de mensen de plasten niet meer kunnen betalen en steeds meer op de so ciale dienst zijn aangewezen. Met het oog daarop moeten wij heel duidelijk het onaanvaardbaar uit spreken ten aanzien van die verhoging. De heer TEN WOLDE: Zo langzamerhand breekt mij toch echt de klomp; met mijn simpele verstand als gemeenteraadslid begrijp ik er helemaal niets meer van. Met name de heer Garritsen is altijd een groot voorstander van het stoppen van meer geld in de stadsvernieuwing en van het ontwikkelen van meer nieuwe activiteiten. De tarifering zoals die door het college wordt voorgesteld is geba seerd op een landelijke indexering en hangt voorts samen met het feit dat de laatste jaren de onroe- rend-goedbelasting niet in overeenstemming met de inflatie is verhoogd. Nu komt de heer Garritsen echter met dit verhaal op de proppen. Zowel zijn pleidooi om voor bepaalde zaken meer geld beschik baar te stellen als zijn betoog dat de voorgestel de verhoging onaanvaardbaar is klinkt erg leuk, maar als je wél meer wilt uitgeven en niet méér wilt heffen klopt er natuurlijk iets niet, want je zult uiteraard het gat toch moeten dichten. Je kunt wel mooie verhalen houden die naar de burgers toe leuk klinken, maar die stellen natuurlijk he lemaal niets voor. De heer GARRITSEN: Gelet op de ruimte die de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1340