22 SEPTEMBER 1981 1343 was heeft dit voorstel aanleiding gegeven tot het maken van een aantal opmerkingen en het stellen van een aantal vragen. Het is terecht dat die op merkingen en vragen naar voren zijn gebracht, om dat het voorstel omtrent deze aangelegenheden ie der jaar opnieuw van betekenis is, mede omdat het van invloed is op de begrotingsbehandeling. Wij lopen hiermee iets op die begrotingsbehandeling vooruit, waarvan de redenen bekend zijn. Ten aan zien van een aantal voorstellen dienen wij konink lijke bewilliging te verkrijgen, die wij vóór 1 januari wensen te ontvangen. Er is een motie gepresenteerd, die thans ter tafel ligt, en die naar ik aanneem mede ter dis cussie staat. Regelmatig heb ik geprobeerd in de commissie financiën te verduidelijken hoe het zit met de onroerend-goedbelasting en welke overwegin gen voor mij gelden, zowel ten aanzien van de hef fing als ter zake van de hoogte van de heffing. De heren Peeters en Van de Steenoven zijn zeer uitvoe rig op dat onderwerp ingegaan, waarbij de heer Peeters ten dele zijn eigen vragen al heeft beant woord. Ik wil nu niet op alle onderdelen ingaan, want ik vrees dat ik u anders zozeer zou overtui gen dat u de motie zou intrekken. Gelet op het feit dat nu een aantal mensen niet aanwezig is, zou ik dan de volgende keer worden geconfronteerd met vragen van degenen die nu afwezig zijn, of met vragen van de heer Garritsen, die, omdat hij niet in de commissie financiën zit, mijn gedachtengang op een aantal punten waarschijnlijk niet helemaal kan bevatten. Bij de meerderheid van de raad be staat duidelijk behoefte aan een notitie en ik meen als wethouder daaraan niet voorbij te kunnen gaan. Ik neem aan namens het college te kunnen toezeggen dat wij de gevraagde notitie in het voor uitzicht kunnen stellen. De heer TEN WOLDE: Ik wil graag een korte in terruptie plaatsen. De heer Van Banning stelde zo juist dat hij ons kan uitleggen dat de motie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1343