1346 22 SEPTEMBER 1981 zeker van plan met de gemaakte opmerkingen reke ning te houden, maar het lijkt mij verstandig op dit moment daarop niet verder in te gaan. Nu moet ik nog wel even opmerken dat de heer Van de Steen oven deze kwestie in een wat ruimer kader heeft geplaatst, daar hij sprak over een onderzoek naar de woonlasten, terwijl de motie duidelijk is toe gespitst op de O.G.B.; volgens de motie dient te worden bezien of de O.G.B. in dat geheel een func tie kan vervullen. Van een wethouder van financiën mag men niet anders verwachten dan dat hij de in houd van de notitie zal toespitsen op de vraag of de O.G.B. in dat kader al of niet een bruikbaar middel kan zijn. De heer VAN DE STEENOVEN: Weliswaar is wet houder Van Banning wethouder van financiën, maar hij spreekt toch mede namens het college. Misschien kan hij daarom toch iets over het ruimere verband van de woonlasten zeggen. Wethouder VAN BANNING: Ik denk dat de heer Van de Steenoven mij overschat. Die materie is der mate complex, dat ik mij eigenlijk liever bij mijn leest houd en mij met name wil bezighouden met de O.G.B. Mij wordt verzocht daaromtrent een notitie uit te brengen en dat zal ik ook doen. Het lijkt mij verstandig dat voor wat betreft de woonlasten in de betreffende commissie aan de portefeuillehou der voor die aangelegenheden wordt gevraagd zijn standpunt daarover kenbaar te maken, indien althans op dat punt dan nog vragen bestaan. Ik erken graag de problematiek die de leden van de raad beroert, welke problematiek ook mij zeer intens bezighoudt en die het mijns inziens ook waard is dat wij daar aan aandacht besteden. De heer Van de Steenoven heeft nog iets ge zegd over de aantasting van de reserves, die hij in relatie heeft gebracht met de HUG-operatiehet geen mijns inziens terecht is. In dat verband merkte hij onder meer op dat de saldireserve nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1346