22 SEPTEMBER 1981 1347 een bepaald bedrag bevat. Ik veronderstel dat over dit onderwerp nog wel zal worden gediscussieerd in de commissie financiën en wellicht ook tijdens de begrotingsbehandeling. Inderdaad moeten wij reke ning houden met het tekort dat de heer Van de Steenoven heeft gesignaleerd. Wij zullen ten aan zien daarvan maatregelen moeten treffen, want een niet-sluitende begroting is ook van de leden van deze raad niet het ideaal-beeld. Ik meen dat wij nog voldoende gelegenheden zullen krijgen om daar over te praten. In de richting van de heer Van de Steenoven moet ik ook nog zeggen dat ik zijn opmerkingen over het geloof hebben in het onderzoek terecht vind. Hij kent mijn opvattingen op dit punt, maar ik geloof toch dat het goed is dat onderzoek te doen plaatsvinden, opdat men tot een gewetensvolle oordeelsvorming kan komen. De heer Garritsen is wat moedeloos, al geeft hij daarvan niet altijd blijk, aangezien hij toch steeds weer opveert. Het is uiteraard duidelijk dat het in dit voorstel gestelde zal worden uitge voerd wanneer het wordt aangenomen. De nog aanwe zige ruimte moet de heer Garritsen overigens niet overschatten. In het voorstel kan hij daaromtrent het een en ander vinden, dat ik nu niet wil cite ren. Verder heeft de heer Garritsen terecht opge merkt dat wij voor bepaalde onderdelen geen ver hoging met 4% móeten doorvoeren, maar sommige ta rieven vormen, hoewel zij met 4% worden verhoogd, toch nog slechts een gedeeltelijke compensatie van de werkelijke kosten. Ik meen te kunnen stellen dat de tarieven in kwesties, verband houdende met de openbaarheid, minimaal zijn. Het zou iets te veel gevraagd zijn als zelfs dat kwartje niet zou mogen worden gevorderd. Gelet op de notitie die ik in het vooruit zicht heb gesteld meen ik thans met dit antwoord te kunnen volstaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1347