15 OKTOBER 1981 1406 van alledag bepaalt, misschien veel meer dan de godsdiensten die in de meerderheidscultuur in Ne derland worden beleden. Mogelijke veranderingen in dat denken en handelen kunnen slechts plaatsvinden indien redelijke condities worden gecreëerd die de dialoog tussen de gedachtenwereld van de Islam en die van de Nederlandse samenleving mogelijk maken. Eén van die condities vormt de mogelijkheid om zich in eigen kring te kunnen bezinnen op de vraag wat de Islam voor de Moslim-migrant betekent. De ervaring heeft geleerd dat voor de belangrijkste minderheidsgroepen de mogelijkheid tot beleving van de eigen religie grote invloed heeft op hun functioneren in de samenleving. Die mogelijkheid betekent voor hen een maatschappelijke oriëntatie. Als Nederland pretendeert een pluriforme samenle ving te zijn, waarin niet slechts vrijheid van godsdienst bestaat, maar waarin ook de beleving van een ieders religie zo veel mogelijk wordt ge respecteerd, wanneer men denkt in termen van be houd van eigen identiteit met betrekking tot cul tuur en religie, is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in hetgeen bij die eigen identiteit hoort en dient men daarnaar ook te handelen. In een interne beleidsnotitie van C.R.M. wordt dan ook gesteld dat de Islam voor bepaalde minderheids groepen een zodanig essentiële plaats inneemt dat moet worden gezorgd voor behoud van dit gedeelte van hun culturele identiteit, op straffe van ont worteling. Wanneer buitenlanders elkaar op dat terrein kunnen ontmoeten, zal die ontmoeting een belangrijke aanzet vormen tot het denken over en het initiëren van andere sociaal-culturele acti viteiten. Met andere woorden dit is de kern op grond waarvan de balans naar een bepaalde zijde is doorgeslagende ontmoeting in de moskee is op zichzelf een belangrijk sociaal-cultureel ge beuren, is bepalend voor het behoud van de eigen identiteit en is een voorwaarde voor .verdere so ciaal-culturele ontwikkeling. Op grond daarvan heeft het college de raad voorgesteld, via de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1406