1437 15 OKTOBER 1981 de motie is dat juist ten aanzien daarvan duide lijkheid wordt verschaft. De motie nodigt de raad uit uit te spreken dat op korte termijn de bewo ners duidelijkheid dient te worden gegeven omtrent hun betrokkenheid bij de procedure en daarom is mijns inziens de motie niet overbodig. Van de kant van het college is daarover namelijk nog niets ge zegd. Wanneer de wethouder zou zeggen dat de in de motie genoemde termijnen ook de zijne zijn, zou van een overbodige motie kunnen worden gesproken, maar de wethouder laat ons en derhalve ook de be woners nog steeds in onzekerheid. Ik kom ook nog even terug op de verlangens zoals die in de buurt leven. In eerste termijn heb ik al opgemerkt dat naar de mening van onze frac tie sommige wensen reëel zijn, waarbij ik denk aan het creëren van speelgelegenheid, het wegbestemmen van de L.P.G.-tank en het zo veel mogelijk beper ken van uitbreidingsmogelijkheden voor de kantoor functies. Over de bezwaren tegen bijvoorbeeld het kantoor voor de P.T.T. dat in het bestemmingsplan is genoemd voor de plek die direct aan de spoor lijn grenst moet onze fractie zich evenwel nog be raden; wij zijn het er nog niet over eens of wij de bezwaren van de bewoners op dat punt kunnen on derschrijven. Op sommige hoofdpunten delen wij dus de mening van de bewoners, maar op andere niet. De heer GARRITSEN; De beantwoording door de wethouder heeft erg weinig duidelijkheid gegeven. Hij heeft een mistig verhaal gehouden over finan ciële en juridische randvoorwaarden, het inlassen van een adempauze en meer van dat soort zaken, waarmee je geen kant op kunt. Er zal duidelijkheid moeten worden geschapen in de richting van de buurt. Wethouder VAN DUN: Waarom citeert de heer Garritsen nu alles, behalve datgene waarom het gaat? Blijkbaar is de heer Garritsen niet in staat mijn toezegging te herhalen dat met de bewoners

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1437