15 OKTQBER 1981 1440 duidelijkheid wordt gegeven, dat raad en college uitspreken hoe de inspraak gestalte zal gaan krij gen. De heer Ten Wolde heeft daarop echter gerea geerd met de vraag of wel met die inspraak verder moet worden gegaan en of daarop geen rem zou moe ten worden gezet. Hij kan wel zeggen dat hij dat niet letterlijk aldus heeft gesteld, maar dit is toch wel de politieke achtergrond waartegen hij opereert voor wat de stadsvernieuwing betreft. Ik ben van mening dat aanvaarding van mijn motie heel hard nodig is, ook al zegt de wethouder dat zij overbodig is. Ik kan mij herinneren dat ik eens een motie heb ingediend ten aanzien van het gebied Achter de Lange Stallen die ongeveer de zelfde richting uit ging. Ik heb die motie inge trokken naar aanleiding van toezeggingen van het college, maar er gebeurde helemaal niets; het be stemmingsplan is ontwikkeld zonder dat de buurt daaraan te pas is gekomen. Ik meen daarom nu dat wij gewoon het een en ander moeten vastleggen. Ik pas ervoor voor de zoveelste maal in een fuik te lopen De heer TEN WOLDE: Na de heer Garritsen een aantal jaren te hebben aanhoord meen ik dat hij maar wethouder had moeten worden, want dan zou alles volledig in orde zijn gekomen! De heer GARRITSEN: Ik meen dat er nog een wethoudersplaats vrij is! De heer TEN WOLDE: De heer Garritsen spreekt altijd namens zichzelf, omdat hij een eenmansfunc- tie vormt, terwijl ik het geluk heb namens meerde re leden te kunnen spreken. Ik heb de wethouder gevraagd of hij met zijn dienst kan bezien waar de oorzaak ligt van de problemen waar wij midden in zitten. Mijns inziens getuigt die vraag van een constructieve opstelling, terwijl.de gemakke lijke constateringen van de heer Garritsen natuur lijk nergens op slaan. Ik heb ook helemaal niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1440