1449
15 OKTOBER 1981
min of meer vertrouwd zijn geraakt, heeft vér
strekkende gevolgen, óók, zoals blijkt uit de ach
tergronden van dit voorstel, voor het gemeentelijk
beleid. De voortdurende terugloop van de reële
groei van het nationaal inkomen heeft de rijkso
verheid gedwongen over te gaan tot beperking van
de groei in de collectieve uitgaven. Het is niet
alleen onvermijdelijk, maar ook zeer wel te ver
dedigen dat de gemeenten, afhankelijk als zij zijn
van de middelenvoorziening van rijksuitkeringen,
in dat matigingsbeleid een evenredige bijdrage le
veren. Helaas moet worden geconstateerd dat een
werkelijk perspectief op verbetering van de finan-
cieel-economische toestand vooralsnog ontbreekt
en dat daarom ook de komende jaren moet worden ge
rekend op een verdere beperking van de volumegroei
van de algemene uitkeringen uit het gemeentefonds
en de andere specifieke doeluitkeringen en bijdra
gen. Bij tegenvallende economische ontwikkelingen
zal zelfs met een terugloop van de uitkeringen re
kening moeten worden gehouden. Dit betekent dat
zonder drastische ingrepen Breda zich onherroepe
lijk zal scharen in de snel groeiende rij van ge
meenten met een begrotingstekort. Hoe pijnlijk het
ombuigingsbeleid van het rijk voor de gemeenten
ook is, naar onze mening mag niet uit het oog wor
den verloren dat het beleid is gericht op finan-
cieel-economisch herstel in het belang van de werk
gelegenheid. Daarom is dat beleid zowel noodzake
lijk als juist. Dit neemt echter niet weg dat de
wijze waarop een en ander ten opzichte van de la
gere overheid wordt uitgevoerd zeker voor correc
ties vatbaar is. De Vereniging van Nederlandse Ge
meenten heeft daartoe een aantal suggesties ge
daan, maar ook deze organisatie, die zich tot doel
stelt de gemeentelijke belangen te behartigen, ac
cepteert het principe van de ombuigingen als een
gegeven. Het vorig jaar kon de P.v.d.A.-fractie in
de raad nog schamper spreken over bezuinigings
plannen van de C.D.A./V.V.D.-regering, maar nu
moet ook zij wel overtuigd zijn geraakt van de