15 OKTOBER 1981
1450
onvermijdelijkheid van het rijksbeleid.
De heer OOMEN: Het ging ons niet om de bezui
nigingen als zodanig, het gaat erom wat je met het
geld doet en ik denk dat deze nieuwe regering tot
een andere invulling zal komen als voorgaande
C.D.A./V.V.D.-regering
De heer TAKS: Precies zoals het vorig jaar
spreken we ook nu over de wijze waarop het rijk
de gemeentefinanciën regelt en niet over hetgeen
het rijk met die middelen doet. De aflossing van
de politieke wacht in Den Haag heeft in ieder ge
val niet tot principiële beleidswijzigingen op dat
punt geleid. Van Agt II is iets heel anders dan
Van Agt I, maar men denkt niet anders over de nood
zaak tot sanering van de overheidsfinanciën en de
bijdrage die de gemeenten daaraan moeten leveren.
Zoals ik al heb gezegd zijn wij van opvatting
dat het ombuigingsbeleid van het rijk door de ge
meenten moet worden gevolgd door het voeren van
een terughoudend beleid. Dat betekent dat verdere
beperking van de groei van de gemeentelijke uitga
ven geboden is om bij een verminderde stijging van
de inkomsten toch een sluitende begroting tot
stand te kunnen brengen. Juist in minder floris
sante tijden blijven wij een sluitende begroting
zien als de hoeksteen van een verantwoord finan
cieel beleid. Het zou de weg van de minste weer
stand zijn als zou worden berust in de onvermijde
lijkheid van een begrotingstekort en als een be
roep zou worden gedaan op een aanvullende uitke
ring krachtens artikel 12 van de Financiële Ver
houdingswet. Wij vinden een dergelijke oplossing
onjuist, omdat die ten koste gaat van de overige
gemeenten en gepaard gaat met een ernstige aantas
ting van de gemeentelijke autonomie en van de ei
gen gemeentelijke verantwoordelijkheid. Evenzeer
onjuist zouden wij het vinden om de verminderde
inkomsten ten dele te compenseren door extra be
lastingverhogingen, want dat zou enerzijds een