15 OKTOBER 1981 1458 Wethouder VAN DUN: Doorgaans wordt in de raad gerepliceerd door het lid van het college in wiens portefeuille de aan de orde zijnde zaken zitten, maar dat is nu niet het geval. Het moge de raad duidelijk zijn dat de HUH-operatie in de porte feuilles van alle leden van dit college zit, en tot mijn grote vreugde binnenkort ook in de porte feuilles van alle leden van de raad. Ik heb het genoegen als voorzitter van de HUG te opereren, reden waarom ik de beantwoording op mij zal nemen. Hiermee zal ik mijn eerste bijdrage tot de HUG- operatie, dus kort en sober zijn, hoewel enkele uitspraken van de raadsleden mij zouden kunnen brengen tot het maken van politieke opmerkingen. Ik zal die echter toch achterwege laten, met name omdat ik de wetenschap heb dat alle leden van de raad het rapport van de HUG hebben gelezen en voorts omdat wij een vrij redelijke discussie heb ben gevoerd in de commissie algemene zaken, die wij nu mijns inziens niet moeten herhalen. Een ieder, behalve wellicht de heer Taks, is op de hoogte van de juiste volgorde van zaken; ik wil dadelijk nog een misverstand bij de heer Taks wegnemen. Zeer belangrijk is hoofdstuk 3 van het HUG-rapport, politiek gezien iets dat onder de he le bezuinigingsoperatie als toetssteen is gelegd. U kent de methode volgens welke wij met het gehele gemeentelijke apparaat werken. Ik moet zeggen dat dit alles geen sinecure is. Als u weet wat op dit moment intern door collegeleden en door ambtenaren wordt gepresteerd, zult u pas een kleine smaak in de mond hebben van hetgeen te zijner tijd van u wordt verwacht. De eerlijkheid gebiedt mij een bepaalde op merking in de richting van de heer Taks te maken; als je tegen de één iets zegt, moet je dat ook te gen de ander doen. Zojuist hebben wij een bepaalde motie gekwalificeerd, maar ik moet zeggen dat ik ook een gedeelte van het betoog van de heer Taks redelijk overbodig vond, aangezien dit een citeren inhield van beleidsvoornemens van het college

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1458