1467
28 OKTOBER 1981
uitgaand van de politieke wil van het college,
uitmondend in het voornemen de kwantitatieve wo
ningnood van de groep beneden modaal zo mogelijk
in vijf jaar weg te werken. Voorts wordt de raad
de gelegenheid geboden nauwgezet het hele proces
te controleren door middel van een mogelijkheid
tot halfjaarlijkse evaluatie.
Ten opzichte van het woningbehoefte-onder
zoek dat is gehouden is inmiddels het accent ver
schoven. De nadruk is nu heel sterk gelegd op de
huursector en op goedkope woningen in de vrije
sector. Alles draait daarbij om de volgende vraag:
hoe reëel is dit woningbouwprogramma? Tussen droom
en daad staan namelijk wetten en besluiten, waar
mee ik andermaal, evenals in de commissie, Els-
schot citeer. Er zijn vele factoren die wij niet
in de hand hebben en dan moet in de eerste plaats
worden gedacht aan de rijkscontingentering, waar
van we nu eenmaal afhankelijk zijn. Daarbij doet
zich ten aanzien van de planning nog de moeilijk
heid voor dat het rijk jaarlijks begroot. In de
tweede plaats hebben we te maken met het ontwerp-
streekplan West-Brabant, dat uitgaat van groei-
regio's. Voor een ieder die dat plan kent is het
duidelijk dat de mogelijkheden voor Breda om zijn
groeistadfunctie te verwezenlijken daardoor sterk
worden bedreigd. Breda heeft de opdracht mogelijk
heden te scheppen voor de eigen bevolking, voor
de regio en voor de overloop vanuit Rijnmond,
welke mogelijkheden door het concept-streekplan
ten zeerste worden bedreigd. In de derde plaats
is er nog geen goedgekeurde exploitatie-opzet
voor de Haagse Beemden.
Voor wat dat betreft verwijs ik naar pagina 10
van het verslag van de gezamenlijke commissie
vergadering van 14 oktober. Ook is er nog geen
duidelijkheid inzake het eventuele inverdienen
na 1985; ook in de commissievergadering heb ik
eigenlijk daaromtrent nog geen volledige duide
lijkheid verkregen. Mijn conclusie luidt dat er
verschillende externe factoren zijn die wij niet