1477 28 OKTOBER 1981 De heer SCHURING: Ik heb toen gezegd dat het college zijn best moet doen, maar dat niemand is gehouden het onmogelijke te doen. De heer VAN DE STEENOVEN: Die term hoor je in C.D.A.-kringen wel meer en ik word daar altijd wat huiverig van. Ik ben echter blij met de uit spraak van de heer Schuring dat met alle macht moet worden geprobeerd de 5.200 woningen ue reali seren, maar ik wil in verband daarmee nog wel een vraag stellen. Is de heer Schuring ook van mening dat de 5.200 woningen moeten worden gerealiseerd in de differentiatie zoals die in de nota Volks huisvesting is opgenomen, dit onder alle omstan digheden? De heer TEN WOLDE: Om te voorkomen dat er vanavond een heel onduidelijke discussie zal gaan ontstaan zullen we mijns inziens de Partij van de Arbeid een lesje wiskunde moeten geven. De heer Van Asseldonk heeft regelmatig in de commissie naar voren gebracht dat wanneer de vrije-sector- markt weer aantrekt met betrekking tot de sociale sector andere percentages gaan ontstaan. Dat per centage ligt nu hoog, omdat er in de andere sec toren weinig wordt gebouwd. Het eerste gedeelte van de nota Volkshuisvesting waarover we nu spre ken, het gedeelte 1981-1986, gaat uit van hogere percentages, binnen de mogelijkheden van de con- tingentering, maar voor de periode 1986-1990 is een vaag verhaal naar voren gebracht, waarin spra ke is van mitsen. Gezien de realiteit zouden we uiteindelijk gemiddeld wel eens kunnen uitkomen op de percentages waarvan we oorspronkelijk in het structuurplan zijn uitgegaan, maar uiteraard is dit koffiedikkijken. De heer Van de Steenoven moet evenwel niet stellen dat wij geen voorstan ders zijn van een tijdelijke verhoging van het percentage sociale sector naar 72%. Wij hebben altijd gezegd dat wij de markt willen volgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1477