28 OKTOBER 1981
1486
de Arbeid bij een verhoging van het percentage
sociale woningbouw onmiddellijk begint te juichen
alsof daarin de oplossing van het volkshuisves
ting svraags tuk is gelegen. Bij wijze van interrup
tie heb ik al opgemerkt dat terecht voor de peri
ode 1986-1990 een heel ander, onzeker, beeld aan
ons wordt voorgespiegeld. In feite neemt het col
lege een belangrijke hypotheek op de toekomst.
Daarbij gaat het niet zozeer om de korte-termijn-
politiek, om de vraag of we binnen de contingente-
ring de aangegeven sectoren kunnen waarmaken, maar
veel méér om de vraag hoe het zit met de totale
structurele opzet voor de Haagse Beemden, de
vraag hoe wij het dekkingsplan rond zullen krij
gen en de vraag welke financiële opdrachten en
verantwoordelijkheden die voor de periode 1986-
1989 op ons zullen worden afgewenteld. Voor de
korte termijn biedt de realiteit echter geen al
ternatief en de V.V.D-fractie heeft dan ook geen
enkele politieke moeite met de huidige woningbouw-
verdeling, dit in tegenstelling tot hetgeen de
heer Van de Steenoven zojuist suggereerde. Wij
hebben altijd op het standpunt gestaan dat het
volgen van de marktsituatie, onafhnakelijk van
directe invloeden, onze instemming kan hebben.
Zo kunnen wij er ook akkoord mee gaan dat in dit
geval Breda wat voorop loopt voor wat betreft de
bijstelling van het percentage woningwetbouw, dat
indertijd op 30 is gesteld.
De heer GARRITSEN: Ik moet constateren dat de
lijn van de V.V.D.-fractie in deze raad duidelijk
verschilt met de lijn van de landelijke V.V.D.,
die van mening is dat naar de koopsector, nu de
ze is ingestort, meer overheidsmiddelen moeten
vloeien opdat töch een bepaald percentage koop
woningen kan worden gebouwd, waarvoor de V.V.D.
altijd pleit. De landelijke V.V.D. kiest dus dui
delijk voor een ander beleid dan dat-wat de heer
Ten Wolde nu uiteenzet.