1491
28 OKTOBER 1981
zou zijn een dergelijk middel te kunnen hanteren,
maar wij moeten ervoor oppassen dat de Bredase
burger niet voor alles naar de gemeente behoeft
te gaan. De conclusie van het college dat invoe
ring van de Woonruimtewet 1947 geen adequaat mid
del vormt kunnen wij volledig onderschrijven. Als
in de komende tijd meer woningen worden gebouwd
u bent dat voor de periode tot 1986 ook van
planzal de noodzaak van het hanteren van een
dergelijk systeem afnemen.
Mijn volgende punt is de verkoop van woning
wetwoningen, waarover de heer Schuring al iets
heeft gezegd. Ik meen dat dit onderwerp thans
voor de derde maal in de raad ter discussie komt.
Waarom bestaan er zo veel twijfels rond de verkoop
van woningwetwoningen? Ik denk dat daarbij enkele
aspecten een rol spelen. Er wordt altijd gezegd
dat dan woningen worden onttrokken aan de sector
waaraan de meeste behoefte bestaat. Cijfers van de
sociografische dienst wijzen evenwel uit dat 80%
of meer van die woningen continu door dezelfde
mensen worden bewoond, hetgeen betekent dat dat
percentage niet beschikbaar komt voor nieuwe ge
vallen. Wanneer wij deze woningen aan de bewoners
verkopen, zal dat betekenen dat deze bewoners niet
meer op de sociale-woningmarkt terugkomen. De
kernvraag voor deze gemeenteraad is waar de centen
vandaan moeten worden gehaald om iets te kunnen
doen. Wanneer wij de bedoelde woningen verkopen
tegen de boekwaarde kunnen wij de gelden die wor
den verkregen worden ingezet in het kader van de
volkshuisvesting. Dit is een heel logische redene
ring, die wel iets met eigendomsbevordering heeft
te maken, maar die mijns inziens niets van doen
heeft met een negatief sociaal beleid. Indien pan
den die continu door dezelfde mensen worden be
woond aan het woningwetbestand worden onttrokken,
worden de aanbodmogelijkheden voor de gemeente
niet geringer. Op dit punt wil ik een amendement
op het voorstel indienen, waarin duidelijk wordt
gesteld dat alle vrijkomende gelden door verkoop