28 OKTOBER 1981
1492
van woningwetwoningen dienen te worden geherinves
teerd in de sociale sector.
Ik wil vervolgens ingaan op de doorstroming,
die vaak als geliefkoosd argument in het kader van
de volkshuisvesting wordt gebruikt. De wenselijk
heid van doorstroming wordt mijns inziens door
iedereen onderschreven, maar zij functioneert ge
brekkig. Naar mijn mening is dit een puur finan
ciële kwestie. Als Nederland niet verder komt dan
tot verlening van individuele huursubsidiedie
juist stagnerend werkt en de doorstroming niet be
vordert, komt er geen snars terecht van de doel
stelling om via doorstroming de sociale woningen
vrij te krijgen. Zo lang wij in Nederland niets
anders doen dan constateren dat enerzijds velen
een voor hun inkomen te dure woning bewonen en an
derzijds velen juist een gezien hun inkomen te
goedkope woning, gebeurt er niets. Ik wil hierbij
een indicatie geven van de wijze waarop onze frac
tie hierover denkt. De gemeente zal onzes inziens
initiatieven moeten nemen waarbij via een finan
ciële aanpak een oplossing moet worden gevonden in
de richting van mensen die met een hoog inkomen
een woning in de gesubsidieerde sector bewonen.
Met name zal de gemeente zich daarbij moeten rich
ten op woningen waarin gemeenschapsgelden zijn ge-
investeerd. In tegenstelling tot de woningen waar
over ik zojuist sprak, zal ten aanzien van déze
woningen wel moeten worden getracht die vrij te
krijgen voor de groep waarvoor zij oorspronkelijk
zijn bedoeld.
Een volgend hoofdaspect is artikel 56. Tot nu
toe heeft het college op dat punt een wir-war-be-
leid gevoerd, waarbij artikel 358 van de bouwver
ordening en bestemmingsplanvoorschriften in de be
leidsbepaling naar de cliënt toe mede worden be
trokken en overwogen. Kortom, er is een winkel ont
staan die nauwelijks meer zicht biedt op de produc
ten die daar worden verkocht. Onze fractie heeft
moeite met de gedachtegezien de uitspraken van
de Raad van State inzake de loskoppeling van