1493
28 OKTOBER 1981
artikel 56 van "goed en goedkoop" daarvoor kun
nen wij begrip opbrengenom een dergelijk be
leid per definitie voor de gehele stad toe te pas
sen. Dit is een zwaar middel dat vele haarklove
rijtjes tussen de cliënten en de gemeente kan ver
oorzaken en wij moeten met het toepassen van der
gelijke zware middelen dan ook voorzichtig zijn.
Ik trek in dit verband een vergelijking met de
Woonruimtewet 1947, die naar het oordeel van onze
fractie evenmin moet worden ingevoerd, gezien het
relatief geringe effect dat daarvan zou uitgaan
en de zeer zware ambtelijke inspanningen die der
gelijke procedures vragen. Wij kunnen ons als
fractie wel voorstellen dat een dergelijk beleid
wordt gevoerd voor de binnenstad, want wij hebben
ons altijd op het standpunt gesteld dat de woon
functie in de binnenstad moet worden gehandhaafd,
reden waarom wij ook over middelen dienen te be
schikken om dat te bereiken. Zelfs de beste be
stemmingsplannen bieden daartoe weinig mogelijk
heden en derhalve zullen we over een juridisch
middel moeten beschikken, dat in artikel 56 kan
worden gevonden. Onze fractie heeft echter zeer
veel moeite met toepassing daarvan voor de gehele
stad. Graag hoor ik hoe het college de belangenaf
weging in dezen ziet. Het college brengt wel een
kleine nuancering aan tussen het binnenstadsgebied
en het gebied daarbuiten, maar ik zal gaarne pre
cies horen hoe die beleidsnuancering ligt, ook in
relatie tot de brief en de kanttekeningen van de
Kamer van Koophandel op dit punt. Het artikel 56-
idee gaat uit van een star model voor de binnen
stad en het daar omheen liggende gebied, maar aan
gezien niets definitief is dient het mogelijk te
zijn flexibel op te treden, waarmee wij als ge
meente enigszins rekening zullen moeten houden.
Het starre beleid dat u kennelijk, gezien de stuk
ken, voorstaat wordt door ons niet gedragen. Tot
onze grote verbazing stelt u dat wanneer onthef
fing van artikel 56 wordt verleend daarbij een
heffingen- en vorderingsbeleid van toepassing is