14
12 JANUARI 1981
gaan, praten we niet meer alleen over perifere de
tailhandel. Wanneer men zich in dat verband af
vraagt wat het college aan het doen is en of hier
sprake is van "prijsschieten" van het particulier
initiatief op datgene waarover we nu praten, dan
antwoord ik daarop: geenszins. Ik meen dat we el
kaar mogen aankijken en mogen vaststellen: er zijn
niet voor niets in de raad 86 besluiten genomen
die tot een structuurplan voor de binnenstad heb
ben geleid. Wanneer je dat "prijsschieten" zou ef
fectueren, zouden wellicht niet-gewenste ontwikke
lingen ook buiten de perifere detailhandel in
Breda hebben plaatsgevonden. Natuurlijk: in een
aantal kwetsbare gebieden blijven problemen ont
staan. Naar aanleiding van de door de heer Van de
Steenoven genoemde voorbeelden wijs ik erop dat
een bestemmingsplan geen plan is waarin de raad
een bepaalde bestemming geheel en al regelt. Be
stemmingsplan schept alleen de randvoorwaarden en
de condities voor een dergelijke regeling. Er zul
len mensen moeten zijn die een bestemming invoeren
te meer als het gaat om niet-gemeentelijke eigen
dommen. Wie hieraan toevoegt dat de gemeente, als
zij de medewerking van de eigenaar niet kan ver
krijgen, maar moet gaan onteigenen, is natuurlijk
al een heel eind anders op weg dan wij hier met
elkaar bedoelen.
Concreter sprekend, wijs ik er met betrekking
tot de invulling van "De Veste" op dat -- de heer
Van de Steenoven weet dat net zo goed als ik -
dit vraagstuk samenhangt met een discussie die we
op korte termijn in de raad zullen voeren over de
hele problematiek van de g.t.s. Als het aan mij
ligt, wordt "De Veste" ingevuld, maar het is de
vraag welke moeilijkheden we voor onszelf oproepen
Daarover gaan we nog praten.
Ten aanzien van Vroom en Dreesmann is er geen
sprake van "prijsschieten". Vroom en Dreesmann
heeft een plan ontwikkeld en heeft van de dienst
openbare werken conform afspraak de mededeling ge
kregen dat wij van dat plan niet kapot zijn en dat