28 OKTOBER 1981 1504 zullen hebben, hetgeen vooral belangrijk is in de ze tijd, waarin in Breda veel sprake is van leeg stand. Invoering van de Woonruimtewet 1947 kost geld, maar wij dienen hieraan prioriteit te geven, omdat wij ons geen leegstand kunnen veroorloven. Een ander punt is de democratisering van het gemeentelijk woningbedrijf. Als wij er bij de wo ningbouwverenigingen op aandringen tot democrati sering te komen, zullen wij zeker ook tot democra tisering van ons eigen woningbedrijf moeten over gaan. Vandaar dus dat ik op dat punt eveneens een motie wil uitbrengen. Mijn laatste motie betreft datgene waarmee ik mijn betoog ben begonnen, namelijk de basis voor deze nota, het woningmarktonderzoek. Ik heb al dui delijk aangegeven dat dit geen goede basis voor de nota kon zijn. De cijfers die uit dat onderzoek naar voren kwamen zijn verre achterhaald en daarom wil ik via een motie voorstellen een onderzoek in te stellen inzake de vraag wat voor soort van wo ningmarktonderzoek wij zouden moeten houden, aan gezien er meerdere in de markt zijn. De heer VAN ASSELDONK: Ik wil even een inter ruptie maken, want ik raak het spoor een beetje bijster. Als ik de moties van de heer Garritsen naast de nota leg, vraag ik me af of er naast de fractiesecretaresse van de Partij van de Arbeid ook een fractiesecretaris is die moties schrijft en indient. De heer GARRITSENDe heer Van Asseldonk in terrumpeert iets te snel, want ik zal daarover nog duidelijkheid geven. Verschillende partijen hebben in het verleden steeds aangegeven op welke punten veranderingen moeten worden aangebracht. In het verleden hebben wij ook vaak samen opgetrokken, bijvoorbeeld in de actie "Breda zonder dak onder dak". De zaken waarover ik moties zal-indienen be treffen gezamenlijke strijdpunten, dingen die wij gezamenlijk hebben onderschreven. Nu het op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1504