1515 28 OKTOBER 1981 woningbouwverenigingen qua taakstelling daarvan geen enkel punt zullen maken. Een en ander dient hun niet alleen duidelijk te worden gemaakt ui teraard is dat al gebeurdmaar zullen wij ook als sociale partners moeten vastleggen. In die zin heb ik geen problemen met de opmerking van de heer Schuring. Er is gezegd, naar ik meen door de heer Ten Wolde, dat ten aanzien van het toelatingsbeleid een aantal stappen is teruggezet. Het college is van oordeel dat aan het toelatingsbeleid alleen moet worden vastgehouden wanneer dat een zinvolle bezigheid voor ons allen is. In de tijd die de wo ningmarkt nu beleeft en gezien de huizen die wij bouwen zou handhaving van het toelatingsbeleid zo als we het tot nu toe hanteerden niet meer dan een administratieve aangelegenheid zijn. Ik wil vervolgens nog ingaan op een probleem dat ik altijd met collega Garritsen zal blijven houden. Je kunt natuurlijk fundamenteel verschil lende maatschappelijke visies en visies op deze maatschappij hebben, maar als je dit blijft con stateren blokkeert dat wel elke vorm van discussie over punten die vanuit cfie maatschappijvisies als afgeleiden tegenover elkaar worden gelegd. Als zo danig heb ik met al de reacties en stellingnames van de heer Garritsen vrij grote moeite, maar ge lukkig heeft hij ze afgedekt met acht moties, zo dat ik nu tijd kan besparen. In tweede instantie zal ik daarop nader ingaan. Wethouder PAULUSSEN: Het programakkoord dat wij in 1978 hebben gesloten is vanavond al ver schillende malen aan de orde gesteld. In dat pro gramakkoord zijn we ook overeengekomen dat we met kracht zouden streven naar de totstandkoming van één bureau voor de inschrijving van woningzoeken den en de toewijzing van woningen, in beheer bij de gemeente en de woningbouwcorporaties. De laat ste maanden is intensief overleg gepleegd tussen de drie plaatselijke woningbouwverenigingen en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1515