28 QKTQBER 1981 1538 percentages. Het zou meegenomen zijn als wij van wege het aantrekken van de markt nog wat extra wo ningen zouden kunnen bouwen. Dit is een aangelegen heid die wij niet kunnen beïnvloeden, maar wij zullen een dergelijke ontwikkeling zéker niet mo gen tegenhouden. Daardoor zouden in een bepaalde woningsector door initiatief van derden, zonder dat er beslag op gemeenschapsgelden worden gelegd woningen kunnen worden gerealiseerd. Als die moge lijkheden worden meegenomen wordt er een nuchter beleid gevoerd. De uitleg die de heer Van de Steen oven aan onze woorden gaf, namelijk dat wij tegen standers zouden zijn van een hoger percentage wo ningwetwoningen, is onjuist; wij zijn daarvan nim mer tegenstanders geweest. Het nominatieve getal in het kader van de totale opzet is nog steeds hetzelfde en terecht zegt het college dat we nog maar moeten afwachten wat er in de periode 1986- 1990 mogelijk zal zijn en welke extra contingenten de rijksoverheid op korte termijn zal kunnen toe wijzen. Met name in verband met dat laatste wordt de eerste motie door ons ondersteund. De heer VAN DE STEENOVEN: In het preadvies wordt over de totaal-verdeling en de verhouding voor de eerste vijf jaar en het vervolg uiterst genuanceerd gesproken. Als ik de heer Ten Wolde goed begrijp zegt hij dat zijn fractie akkoord kan gaan met de 2.700 woningen, omdat dit aantal aan sluit bij de 30%, en dat hetgeen nu meer wordt ge bouwd straks minder wordt gebouwd; hij gebruikte daarbij het woord "inverdienen". Het college neemt daarvan toch wel afstand, met de nodige voorzich tigheid. Het stelt namelijk dat we afhankelijk zijn van hetgeen over de groeistadfunctie is over eengekomen, maar dat het zich vooralsnog daarover niet uitspreekt. Deelt de V.V.D.-fractie de mening van het college, waarbij voor wat betreft het to taal enige afstand wordt genomen? De heer TEN WOLDEIk heb een tweetal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1538