1539
28 OKTOBER 1981
zinsneden op bladzijde 4 onderstreept. Het college
stelt daar dat op basis van de huidige behoefte
en de huidige mogelijkheden vanwege het instorten
van de woningmarkt de percentages nominatief ten
gunste van de premiehuur- en de woningwetsector
zijn verschoven. Dit geldt dan voor het programma
1983-1985, maar in principe is men bereid af te
wijken van oorspronkelijk gehanteerde differentia
tie. Men acht het echter niet mogelijk nu voor de
periode na 1985 daarover afspraken te maken, ge
zien de onzekerheid van de beleidsontwikkeling.
Dat is exact het standpunt van de V.V.D.-fractie
De heer VAN DE STEENOVEN: Op bladzijde 5
wordt door het college gesteld dat voor de jaren
1986-1990 het percentage van 30 zal worden aange
houden. Onderaan diezelfde pagina kan men lezen:
"Enerzijds gaan wij dus niet in op het eerder ge
noemde inverdienen, anderzijds beschouwen wij de
differentiatie 1981-1985 duidelijk als hard.".
Daar neemt het college dus duidelijk afstand van
dat inverdienen en zegt niet dat nu meer wordt ge
bouwd wat later minder zal worden gebouwd. Is dat
eveneens de mening van cfe V.V.D.
De heer TEN WOLDE: Ik heb in mijn betoog naar
voren gebracht dat wanneer wij op korte termijn in
kwantitatieve zin iets aan de oplossing van de wo
ningnood kunnen doen wij dat zeker niet moeten na
laten; daarover dient geen enkel misverstand te
bestaan. Dit sluit aan op de reële situatie waarin
wij nu verkeren. Voor ons is het echter nog de
vraag of het beoogde binnen de gestelde termijn
haalbaar zal zijn, daar wij voor X van de rijks
overheid afhankelijk zijn. Ik meen ook dat in ver
band met de financiële situatie het inverdienen
wel eens een harde noodzaak zou kunnen worden, me
de gezien het rijksbeleid dat op dit moment wordt
gevoerd, ook in het kader van de volkshuisvesting.
De heer Van Dun wees vanmorgen bij de opening van
de aluminiumwoningen terecht op de nuchtere