28 QKTQBER 1981
1540
opmerking van minister Van Dam dat wij op korte
termijn niet moeten rekenen op een aanzienlijke
toename van de contingentering in de richting van
de gemeenten. Dat is de realiteit en wij bedoelen
niets anders dan daarop te wijzen. Wij willen niet
op voorhand dingen vastleggen voor de periode
1986-1990. Het kan best zijn dat ik met mijn sim
pele verstand tegen die tijd uit de raad ben ver
dwenen, zodat dan anderen daarover zullen moeten
oordelen.
Ik wil vervolgens nog enkele opmerkingen ma
ken over onze amendementen. Over de verkoop van
woningwetwoningen vindt in de raad nog steeds een
emotionele discussie plaats, alsof wij daardoor
de onderhandelingspositie van de gemeente zouden
aantasten, wat mijns inziens gewoon niet juist is.
Wij moeten constateren dat de doorstroming niet
functioneert. De heer Van de Steenoven merkte op
dat degenen die een woningwetwoning zouden willen
kopen maar naar een nieuwbouwkoopwoning moeten
gaan, maar ik meen dat dat niet gemakkelijk rea
liseerbaar zou zijn. Als wij meer ten behoeve van
de sociale sector willen doen, moeten wij die wo
ningen overdragen en de middelen welke daardoor
worden verkregen inzetten voor de sociale sector.
Het onderhoudsargument dat de heer Van de Steeno
ven naar voren bracht en dat ook in de commissie
ter sprake is geweest is natuurlijk maar zeer be
trekkelijk, want ook ten aanzien van de woningen
die wij voorstellen te verkopen is sprake van ach
terstalling onderhoud. Wanneer die woningen worden
afgestoten mag het overblijvende bestand ook wat
meer aan onderhoud kosten. Het zou dus, ook in de
onderhoudssfeereen kwestie van verschuiven van
middelen zijn. Ik wil hetgeen wij voorstellen nog
maals bepleiten, want hierin ligt één van de wei
nige mogelijkheden om meer middelen op tafel te
krijgen, juist in de sector van de sociale woning
bouw.
Ik wil voorts ingaan op de opmerkingen die de
heer Van de Steenoven over artikel 56 heeft gemaakt.