28 OKTOBER 1981
1542
maar wij hebben te weinig kunnen proeven tot welke
afweging en accentuering het college op dat punt
is gekomen. Ik vind dit namelijk een delegatie die
ver ingrijpt in datgene waarom het gaat en graag
zal ik dan ook in de toekomst meer duidelijkheid
verkrijgen over de argumenten en de motieven voor
de afweging waartoe is gekomen. Deze zullen min
stens in de commissie moeten worden behandeld.
De heer GARRITSEN: De heer Schuring begon zij
tweede instantie met in te gaan op de mededeling
van wethouder Paulussen dat er een stichting van
de grond zal komen. Ik herinner aan de indertijd
gevoerde discussie, waarbij het college van mening
was dat er een artikel 61-commissie moest worden
ingesteld. Ik vraag mij af of datgene wat nu op
tafel ligt en waarover kennelijk overeenstemming
is bereikt niet een jaar eerder op tafel had kun
nen komen. Ik heb altijd begrepen dat dit onder
deel tot de portefeuille van wethouder Paulussen
behoorde, maar er blijkt te zijn overlegd tussen
wethouder Van Dun, wethouder Paulussen en de wo
ningbouwverenigingen. Thans is er plotseling een
stichting uitgekomen en ik zal daarom graag horen
hoe dat overleg is verlopen. Wij waren van oordeel
dat er geen stichting moest komen, maar een zo de
mocratisch mogelijke opzet, hetgeen wij mijns in
ziens ook hard hadden moeten maken. Wij worden nu
opeens met een stichting geconfronteerd, maar dit
punt had duidelijk in de raad moeten worden bespro
ken. Ik meen dat wij deze kwestie een jaar eerder
hadden kunnen behandelen en dat wij niet zo veel
tijd hadden behoeven te verliezen.
Ik wil vervolgens nog even ingaan op de mo
ties, waarbij ik wil beginnen met motie 11, de
laatste motie. De Partij van de Arbeid heeft daar
van opgemerkt dat een onderzoek naar woningmarkt
onderzoeken niet nodig zal zijn, gelet op de cen
trale inschrijving die binnenkort zal-plaatsvinden
Het onderzoek dat ik voorstel zou inderdaad best
wel eens kunnen uitwijzen dat wij niet tot het