12 NOVEMBER 1981
1575
het departement. In soortgelijke zin heb ik mij
naar buiten toe uitgelaten. Ik geloof dat wij in
dezen voor een bepaalde sfeer en voor bepaalde mo
gelijkheden zullen moeten zorgen. Uiteraard moet
het recht zijn loop hebben, maar afgezien daarvan
zullen wijbinnen onze beperkte verantwoordelijk
heid waarover ik aan het begin van mijn betoog
sprak, moeten proberen juist te handelen ten aan
zien van zaken die in deze situatie schijnen voor
te komen en waarvan het mij niet zou verbazen als
zij met andere zaken in bouwminnend Breda te maken
zouden hebben.
Hiermee heb ik getracht samen te vatten wat
er is gebeurd. Wij hebben contacten gehad met het
personeel, met het bestuur van de woningbouwvere
niging Sint Laurentius, met functionarissen van
de nationale woningraad ik wil namens het col
lege respect voor hun optreden betuigen met
het departement, met de Unie B.L.H.P. en met vele
andere instanties die zich tot ons hebben gericht.
Ik hoop dat ik de interpellatie tot tevredenheid
heb beantwoord.
De heer CRUL: Een punt van orde. Wij hebben
in de fractie slechts heel kort over deze materie
kunnen spreken en wij zouden dan ook willen voor
stellen de beraadslagingen pas na de pauze voort
te zetten.
De VOORZITTER: Kan de raad daarmee instemmen?
De heer SCHURING: Het alternatief zou zijn
dat we schorsing zouden moeten vragen, wat qua
tijd niet economisch zou zijn.
De VOORZITTER: Dat zal ook de achtergrond van
het voorstel van de heer Crul zijn geweest.
De verdere beraadslagingen naar aanleiding
van de interpellatie worden aangehouden tot later
in de vergadering.