1634 12 NOVEMBER 1981 een bepaalde hoek worden ingezet. Gezien de hoe veelheid functies die één van de genoemden vervult vraag ik mij af of het wel zo verstandig is deze persoon voor te dragen. Ik denk dat de veelheid van functies een bezwaar kan zijn, maar het is trouwens niet aan ons dat te beoordelen; in eerste instantie moet de ledenraad een oordeel uitspreken De motie van de C.D.A.-fractie is, denk ik, in feite overbodig omdat daarin om iets wordt ge vraagd wat de wethouder al min of meer heeft toe gezegd. Persoonlijk vind ik het belangrijk dat de resultaten op zo kort mogelijke termijn, besloten of openbaar liefst openbaar naar de raad toe komen, zodat wij weten hoe de situatie is. De gang van zaken zal in dezen anders moeten zijn dan in het geval van de Brebo-affairewaarin er sprake is van een jarenlang uitstel terwijl er nog steeds onderzoeken aan de gang zijn. Ik meen dat de zaak waarover we nu spreken op kortere termijn moet worden afgehandeld. De heer SCHURING; Er is natuurlijk een groot verschil met de Brebo-affaire. Daarin is de ge meente partij Wethouder VAN DUN: In deze termijn zal ik de gestelde vragen beantwoorden en voorts het accent leggen op punten uit mijn in eerste instantie ge geven beantwoording die mogelijkerwijs tot misver standen zouden kunnen leiden. Aangezien er nog een volgende termijn is, hoop ik dat we elkaar bij de hand houden, want ik heb in zeer korte tijd in formatie opgedaan, hetgeen, hoewel ik streef naar een beantwoording in deugdelijke termen, wel eens tot kleine slordigheden kan leiden. De vragen van de heer Schuring heb ik naar ik meen in eerste termijn al beantwoord. Op de door hem ingediende motie zal ik straks nog ingaan Ik meen van geen enkele fractie in deze raad te hebben gehoord dat zij het niet met de aanpak van het college eens is. Het is plezierig dat te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1634