12 NQVEMBEp 1981 1637 de heer Schuring en onze inhoudelijke beoordeling daarvan, kan ik zeggen bereid te zijn hetgeen er wordt gevraagd ruim op te vatten. Het is niet uit gesloten dat er modi moeten worden gevonden om de verantwoordelijkheid waarover ik aan het begin van mijn betoog heb gesproken, handen en voeten te geven. Als de heer Crul vraagt ik kom er bij de beantwoording van de heer Garritsen nader op te rug of het gemeentelijk apparaat bereid is al le bijdragen te leveren in het kader van welke on derzoekssituatie dan ook, dan kan ik hem medede len dat die bereidheid inmiddels onzerzijds bij mogelijke informanten veilig is gesteld. De heer Ten Wolde betreurt het dat er pas in deze situatie sprake is van het op een rij zetten van bevoegdheden. Ik ben mijn betoog in eerste termijn begonnen met de opmerking dat je van con flicten veel kunt leren. Ik herhaal dat ik nooit schrijnender heb ervaren hoe weinig bevoegdheden wij hebben in relatie tot een verantwoordelijkheid die ons is toegedacht, dan in dit conflict. Ik doel dan op het stelsel waarin de gemeente ten op zichte van woningbouwcorporaties moet functioneren. Wij zullen hierover afgezien van malversaties etcetera denk ik, nog lang praten, maar we hebben in ieder geval geleerd dat enige mede-ver antwoordelijken in het proces, namelijk het rijk, de provincie en de nationale woningraad, ik constateer het met respect voor hun functioneren al te gemakkelijk tegen de gemeente zeggen: u bent verantwoordelijk. Daar komt dan nog bij -- ik loop nu vooruit op de beantwoording van de vraag "wanneer waren wij op de hoogte?" dat men daar eerder op de hoogte van allerlei moeilijke toe standen was dan wij waren en redelijkerwijs kon den zijn. Aan het adres van de heren Crul en Ten Wolde kan ik zeggen dat mijn gedachten uitgaan naar gedragsregels voor deze publieke overheden. Men moet bereid zijn verantwoordelijkheid te de len en men moet in staat en bereid zijn informatie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 1637