1660
12 NOVEMBER 1981
Zelfs de muren van de schouwburg zijn, gedeelte
lijk, tegen de grond gegaan.
De raad van de gemeente Breda staat voor een
zware periode. Verkiezingen moeten worden voorbe
reid, een nieuw college met een nieuw program
moet worden samengesteld. En dat alles tegen het
licht van aanmerkelijk minder economische moge
lijkheden dan vier of acht jaar geleden. De cen
trale vraag voor mij hierbij is, wat de afgelopen
jaren collegesamenwerking in dat licht hebben op
geleverd. Positief waardeer ik dat er een stuk
planning wortel geschoten heeft in het totale be
leid: meerjarenbegroting, onderlinge afstemming,
prioriteitenstelling zijn begrippen geworden die
inhoud hebben gekregen, waarbij de vraag overigens
blijft of het politieke inhoud is geworden.
Minder positief waardeer ik de daarbij ge
groeide vervreemding tussen college en raad ener
zijds en college en ambtenaren anderzijds. De amb
tenaren hebben de macht, zegt vertrekkend welzijns-
planner Blom, en het college doet maar wat aan op
een achternamiddag. Het college heeft de macht,
zeg ik dan als vertrekkend raadslid, en de raad
vindt het wel best, koestert zich erin en laat de
beroepsbestuurders zijn of haar gang gaan. Ik ben
gaandeweg deze periode meer en meer tot de over
tuiging gekomen dat dit college zich steeds verder
isoleert, uit macht, of uit onmacht. Een dagelijks
bestuur dient te werken met de druk van de raad
achter zich, met initiatieven vanuit die raad, in
openheid naar die raad toe en in zeer frequente
ontmoeting met die raad. Dit dagelijks bestuur
moet zich echter meer en meer als badmeester van
het sportfondsenbad gaan voelen: de mensen lopen
weg en een enkeling die in het diepe duikt, komt
er bibberend weer uit.
Deze ontwikkeling kwalificeer ik als bedrei
gend voor onze democratie. De vervreemding van de
burgers in de stad zal alleen maar groter worden
naarmate de raad minder de pols houdt aan het cen
trum van deze politieke beslissingsmacht. Tot mijn