12 FEBRUARI 1981
166
commissie wordt geagendeerd.
Wethouder PAULUSSENDe vraag van de heer
Garritsen is gericht tot collega Van Dun en tot
mijIk heb er van mijn kant geen bezwaar tegen
het verzoek in te willigen en de kwestie in de
commissie te bespreken.
De heer GARRITSEN: Het ging mij erom dat de
kwestie in twee commissies wordt behandeld. Eén
wethouder gaat akkoord en ik denk dat nu de andere
wethouder moet laten zien wat hij vindt.
De VOORZITTER: U ging uit van de situatie
waarin aan een bepaalde voorwaarde niet wordt vol
daan. Ik vind het heel redelijk dat een dergelijke
vraag in het college aan de orde wordt gesteld en
dat daarover dan wordt beslist, op die manier.
De heer GARRITSEN: Maar dat was mijn vraag
niet. Ik heb een concrete vraag gesteld, die nu
door mevrouw Paulussen is beantwoord. Ik neem aan
wethouder Van Dun die vraag zeker ook kan beant
woorden.
De VOORZITTER: Is de heer Van Dun daartoe be
reid?
Wethouder VAN DUN: Als het woord wordt ver
leend ben ik daartoe te allen tijde bereid. Ik
denk dat de heer Garritsen bij voorbaat op zijn
wenken wordt bediendwant ik meen te mogen zeggen
dat in de eerstvolgende vergadering van de commis
sie openbare werken de problematiek van "de 71"
onderwerp van beraadslaging zal uitmaken.
De VOORZITTER: Dan heb ik het veel zwaarder
ingezien dan het in feite was. De vraag van de
heer Garritsen is hiermee bevestigend beantwoord
en het bedoelde onderwerp zal in beide commissies
aan de orde worden gesteld.